Een verhaal over een oude man, een deur en wat daarachter schuil gaat.
Voor de deur “Goedenavond meneer,” zegt de jongen als de deur langzaam op een kier gaat en daarachter het hoofd en een schouder van een oudere heer verschijnen. De ogen van de oudere heer bestuderen vluchtig het voorkomen van de jongen terwijl hij met zijn rechter hand aan zijn borstelige wenkbrauwen plukt. “Ik ben Joost,” zegt de jongen en laat daarna even een stilte vallen. “…ehm,” vervolgt hij als ook de oudere heer stil blijft “…u weet wel, ik sprak u gisteren aan de telefoon? Ik zou…” “Ik had een ouder iemand verwacht,” onderbreekt de heer hem. De deur gaat nu verder open en de heer tilt zijn arm op om te gebaren dat de jongen verder mag komen. Joost stapt langs de heer de gang in. In het voorbijgaan vangt Joost een lichtelijk zure lucht op. De gang is smal en het zeil dat op de vloer ligt een beetje plakkerig. Als hij verder loopt, de huiskamer in, wijst de heer hem op een bank waar wat enveloppen liggen. “Ik zal de enveloppen even op zij schuiven…” zegt de heer, maar Joost is hem voor. Met een handige beweging veegt hij de enveloppen bijeen, legt ze op een stapel en gaat zitten. Op de bank Terwijl de oude heer met zijn rollator tussen de tafel en de bank door manoeuvreert kijkt Joost even om zich heen. Het appartement is, ondanks het koele zeil op de grond, smaakvol ingericht. Een masker in de kast lijkt het tafereel gade te slaan en de schilderijen aan de muur, met eenvoudige afbeeldingen in grove penseelstreken, geven het appartement een rustgevende huiselijke sfeer die Joost aan zijn onlangs overleden oma doet denken. Op het veld Het gaan zitten doet de heer zichtbaar pijn en als hij eenmaal zit moet hij eerst even op adem komen voor hij opmerkt dat Joost grappige blonde krullen heeft. “Hoe oud ben je nu? Veertien, vijftien? Met zulke krullen zal je de vrouwen wel van je af moeten slaan. Ik heb nooit zulke krullen gehad jongen. Maar toch mocht óók ik niet klagen hoor…” Hij kijkt Joost even bedachtzaam aan en gaat dan lachend verder, “drie vrouwen heb ik gehad. En stuk voor stuk schatjes! Heb jij al een vriendin jongen?” “Nee, nog niet.” “Ach dat komt nog wel jongen, wacht maar. Je zei dat je veertien was toch? Toen ik zo oud was als jij waren vrouwen ook nog vreemde wezens voor me. Tja , wat wil je ook? Ik was altijd met de jongens aan het voetballen. Hele middagen liepen we aan een stuk door achter die bal aan te rennen.” De heer kijkt door het raam naar buiten, waar een vrouw voorbij komt met boodschappentassen en een baby in een draagtas om haar nek. “Uren, liepen we achter dat ding aan. Kan je het je voorstellen jongen?... En nu kan ik niet zonder dit karretje.” Hij geeft een tik met zijn voet tegen de rollator. “Ach, toen had ik natuurlijk ook al weleens last van een pijntje hier en daar. Ik weet nog dat ik na een middag voetballen soms weleens een lichte pijn aan mijn knieën voelde, maar ja, dat was dan ook zo weer over.” Joost kijkt de man aan. “Toen ik later weleens ging hardlopen werd het erger. Na een ronde hardlopen kon ik de volgende dag al bijna niet meer lopen. Te korte achillespezen bleek ik te hebben. Ik heb toen door onze huisarts steunzooltjes aan laten meten en dat ging al een stuk beter. Toch is die pijn nooit weg gegaan. Ook van mijn ellebogen had ik trouwens al vroeg last. Nee, sterke gewrichten heb ik nooit gehad.” Hij draait zijn hoofd weer richting Joost. “Heb jij weleens last van je gewrichten jongen? Ach natuurlijk voel jij ook weleens wat. Zijn het niet je gewrichten heb je wel iets anders. Maar ja, als je jong bent heb je daar geen boodschap aan. Ik dacht vroeger ook: op een dag treedt de ouderdom in. Maar het is veel sluipender gegaan dan ik dacht, jongen. Als ik er zo op terug kijk zat de ouderdom er op mijn veertiende al in. De pijn uit mijn jeugd is in de jaren alleen maar langzaam gegroeid, en nu kan ik mijn gewrichten niet meer bewegen zonder pijn. Vandaar dat ik mijn benen zo stijf houdt als ik loop. Dat is het verval van de ouderdom jongen. ” De strijd van lichaam en geest “Toch hebben die benen heel wat kilometers versleten. In de oorlog heb ik eens samen met wat er nog over was van ons peloton, 150 km aan een stuk door gelopen omdat ons transport niet op was komen dagen. Er zaten jongens bij die gewond waren. Ze waren zo verschrikkelijk vastberaden om zelfstandig terug te komen dat ze alle ondersteuning weigerden. Er waren er bij die met een schotwond in een van hun ledematen gewoon die 150 km vol hebben gemaakt. Anderen zegen halverwege plotseling neer… Dat zet je aan het denken, Joost. Op het ene moment zie je iemand nog lopen, en het volgende moment slaat hij plotseling tegen de vlakte. Als je geest het eenmaal begeeft dan is er geen houden meer aan. Sindsdien dacht ik altijd dat mijn geest mijn lichaam droeg, maar nu heeft mijn lichaam mijn geest ingehaald.” Even grinnikt de oudere heer in zichzelf en plukt weer even aan zijn wenkbrauwen. “Bij mijn laatste vrouw ging het andersom, weet je, haar geest begaf het voordat haar lichaam het op had gegeven. Ze is uiteindelijk overleden in de gesloten afdeling van het verpleegtehuis hier tegenover.” Joost schuifelt ongemakkelijk op de bank en verwisselt van houding. De capitulatie “Ik heb haar altijd beloofd om tot het eind voor haar te blijven zorgen, maar het werd me teveel. Constant moest ik achter haar aanlopen om te controleren of ze niets gevaarlijks deed. Soms kreeg ze opeens woedeaanvallen als ze niet meer wist waar ze was. Ze kon dan verschrikkelijk hard schreeuwen dat ze naar huis wilde en viel me soms ook echt aan. Haar vertellen dat we al 2 jaar geleden verhuisd waren had geen zin… In het verpleeghuis ben ik haar natuurlijk wel altijd blijven bezoeken. Al vroeg ik me op het eind wel regelmatig af of het nog zin had. Ze leek in het geheel niet meer op de vrouw die ik 30 jaar eerder had leren kennen. Toen ze overleed heeft ze me nog één keer aangekeken met een blik waarin ik iets van herkenning meende te zien. Maar zeker weten doe ik dat niet. Misschien verbeelde ik het me wel. Hoe dan ook, nu is ze er niet meer..” “Maar kom ,wat ben ik jou oren hier ook eigenlijk mee aan het vermoeien,” zegt de heer terwijl hij moeizaam opstaat. Joost staat automatisch ook op en loopt achter hem aan. “Ik vindt het leuk dat je geweest bent, maar nu heb ik even mijn rust nodig. Als je nog eens langs wilt komen ben je van harte welkom… “ Pas als hij buiten staat bemerkt Joost dat hij helemaal vergeten is waarvoor hij kwam… Hij draait zich om naar de gesloten deur achter hem en even lijkt hij te overwegen of hij weer aan zal bellen, maar dan haalt hij zijn schouders op en loopt de straat uit…
0 Reacties
Laat een antwoord achter. |
AuthorVeel van mijn verhalen hebben iets metaforisch in zich. Soms vind ik het leuk om zaken te overdrijven zodat situaties is absurdistisch krijgen. Realiteit is bij mij een rekbaar begrip. Archives
Juli 2018
Categories
Alles
|